Als je er ‘maar’ 18 kiest, vallen er ook albums buiten de boot. ‘Bubbling under’ in 2018 waren:
Efrim Manuel – Pissing Stars, Mark Pritchard – The Four Worlds, Chris Carter – Chemistry Lessons volume 1, Oneothrix Point Never – Age Of, serpentwithfeet – soil, Let’s Eat Grandma – I’m All Ears, Pariah – Here From Where We Are, Philipp Bückle – Paintings, Jon Hassell – Listening To Pictures (Pentimento Volume 1) en Superorganism – Superorganism.
Het duo Low, echtpaar Mimi Parker en Alan Sparhawk uit Duluth Minnesota, viert hun vijfentwintigjarig bestaan letterlijk met witte ruis. De band die we kennen van verstilde luisterliedjes met fraaie melodieën, gaan op Double Negative onder invloed van producer BJ Burton een heel ander avontuur aan. Tussen de ‘kapotte’ techniek – flarden ruis, white noise en glitch-ritmes – horen we grandeur van Low die grootser is dan ooit.
Het eerste half uur hakt er wel in, zeg. Eerst de bijna verstikkende ruisdeken van Quorum. Dan de klappende echobeat van Dancing And Blood, met de zangstem van Parker zo ver weg – zo onbereikbaar en zo vervormd. En dan een zuchtend synthi-lijntje, om te eindigen in zacht vervormd gezang. Zo vervreemdend allemaal. Maar mooi! Het nummer loopt door in Fly. “Leave my weary bones and fly”, zingt Parker – en dat gevoel lijkt wel op de hele plaat te slaan. Op Fly klinken zachte klanken, ergens tussen stem en synthesizer in, over een Pink Floyd-achtige backing. Het eindigt heel rustig in een woppende bas met nog wat zachte geluidserupties.
Oog van de storm Daarna wordt je nog eens wakker geschud met kapotte klanken. Tempest klinkt als een van die tapes die decennialang in een laatje hebben gelegen en die uit elkaar lijkt te vallen op het moment dat je hem afdraait. Of alsof je speakers ontploft zijn – maar de muziek die zich er doorheen perst is zó mooi dat je het niet over je hart kan verkrijgen die uit te zetten. (Alhoewel ik niet weet of de traditionele Low-fans op dit punt niet allang zijn afgehaakt.) Het meest abstracte nummer op Double Negative is misschien wel The Son, The Sun. Dat is precies drieënhalve minuut aan ijle synthesizerklanken over een zachte gestoorde grondtoon met af en toe – nog veel zachter – wat uitgesponnen woordloze zanglijnen. De kalmte in het oog van de storm, zeg maar. Pfff, hier kunnen de beste ambient-muzikanten nog een puntje aan zuigen.
Dramatisch hoogtepunt Heeft hij of zij al deze vervreemding doorstaan, dan volgt er voor de traditionele Low-fan een kleine beloning. Dancing And Fire is redelijk vintage-Low. Eindelijk horen we een gitaar en eindelijk is er even geen distortion. Maar in de laatste drie nummers komt die in alle hevigheid terug, met de afsluiter Disarray als dramatisch hoogtepunt. De white noise wordt hier in stukjes gehakt, tot een enerverende beat die steeds verder op de voorgrond treedt. Spannend.
Giant leap Er zijn mensen die Double Negative vergelijken met Kid A van Radiohead: als een elektronische ‘giant leap’ in het oeuvre van een band. De rol van producer BJ Burton is ook niet te onderschatten. Al eerder dreef hij Bon Iver (in wiens studio Low deze plaat ook opnam) tot eenzelfde soort abstractie. Het werk van Parker, Sparhawk en Burton op deze twaalfde Low-plaat lijkt erosie te weerspiegelen. Het verval van Amerika onder Trump. De erosie van ons ecosysteem. De erosie van alles om ons heen. Daarom waarschijnlijk ook die albumtitel: Double Negative. Maar… min keer min wordt plus, leerde ik toen ik een keertje oplette bij wiskunde op school. Negatief negatief is positief. Deze muziek van Low is zowel verval als creatie. Zowel lelijkheid als schoonheid. Zowel vorm als inhoud. Zowel structuur als melodie. Dubbelzijdig zoals de beste kunst. Ik zag een recensent deze plaat vergelijken met de impact van schilder Anselm Kiefer… Verdomd ja!
Na de grime-achtige rapplaat Dead uit 2014 en de meer op krautrock leunende White Men Are Black Men Too uit 2015, was het de bedoeling dat de Young Fathers wat ‘normaler’ zouden gaan klinken. Wat meer straightforward zou hun briljante muziek zeker een groot publiek kunnen bereiken. Maar dat draaide op niets uit. “I didn’t think that this whole ‘wanting to be more normal’ thing was going to work out. It was mission impossible”, zegt bandlid Kayus Bankole later in een interview. Op Cocoa Sugar klinkt Young Fathers gekker dan ooit , maar ook meer toegankelijk. Ze hebben nog nooit zoveel succes gehad.
Zo zie je maar: het motto van de VVD (‘doe eens normaal, man’) is nooit een goed idee. Eigenlijk hebben we een bovenstaand verhaal over Cocoa Sugar al eens eerder gehoord. Het overkwam de Amerikaanse band TV On The Radio ook. Dat leidde in 2008 tot Dear Science, de meest briljante plaat uit hun carrière. Dus… doe eens lekker gek, man.
Ontsporen Dat het die kant uiteindelijk toch wel uit zou gaan bij Kayus Bankole (Nigeriaanse ouders, geboren in Edinburgh), Graham Hastings (geboren en getogen in Edinburgh) en Alloysious Massaquoi (als kind gevlucht naar Edinburgh), dat voelde je eind vorig jaar al aankomen. De single Lord ging aan Cocoa Sugar vooraf. Die begint heel ‘nornaal’ als een standaard-ballad met quasireligieuze teksten (“Lord don’t pay me no mind… this is my cross to bear.”) en gospelkoren. Dat zou niet misstaan in een finale van Heel Holland Zingt of iets anders X-Factor-achtigs. Maar vanaf driekwart minuut begint het te ontsporen. De koortjes blijven hangen, er komen elektronische grondtonen binnensluipen. De piano gaat vals lopen. Er komt een slepende metalige beat in. Heerlijk nummer en dat beloofde wat voor de rest van het album. Net als de albumtitel, een combinatie van bitter en zoet.
Patsers Nou, de Young Fathers hebben niet teleurgesteld. Net als Lord, zijn veel nummers een volkomen logische combinatie tussen avantgardistische gekkigheid en pop, gospel en hiphop met catchy refreintjes en soulvolle koortjes. Luister maar eens naar In My View, dat overigens een hele duistere tekst heeft, een felle kritiek op machovertoon waarbij de Young Fathers zelf de machtswellustige patsers vertolken: “I really wanna take your honour. I’m writing blank cheques. I’m a greedy bugger.” Luister maar naar Turn en Tremolo. Of luister naar de afsluiter: het anthem-achtige Picking You.
Emo Het wat blokkige Fee-Fi doet denken aan Fun Boy Three (weetjenog? die aftakking van The Specials, begin jaren ’80), met daaroverheen Afrikaans chants. Op Wow klinkt er een elektronisch stuwend ritme als op de eerste elpee van Suïcide. Gaat ook weer over assholes. Massaquoi zingt verveeld dat hij zichzelf het belangrijkst vindt en daarachter zwelt een koortje aan: “Ego, giving me what I need”. Young Fathers zijn wars van machismo. Ze kunnen ook heel emo zijn. Dat is eigenlijk nog wel het stoerst. Dat is net zo’n paradox als hierboven, avantgarde klinken en toch toegankelijk zijn. Het beste verwoorden ze dat in de openingstrack See How: “I’ve never seen wicked ones face their fears, yet I’ve always seen brave men filled with tears.”
De Young Fathers maken op Cocoa Sugar de paradox tot feest. Of zoals ze zelf zeggen: “Halle-fucking-lujah!”
Het is even wennen voor wie Wende kent van de Jacques Brel- en Edith Piaff-vertolkingen waarmee ze bekend werd. Het album Mens begint met een stuwende bas die wel wat weg heeft van de start van Running With The Devil van Van Halen. Maar dan gaat het nummer Deze Gin – met een tekst van Dimitri Verhulst – een andere kant op. Sferisch elektronisch, zeg maar. En dat is tekenend voor het hele album. Met overal de stem van Wende duidelijk op de voorgrond (je hoort haar zelfs ademhalen). Terecht. Want van Deze Gin wil je geen woord missen. Proostend, troostend, typisch Dimitri Verhulst. Hij leverde twee teksten voor de plaat. En Joost Zwagerman leverde postuum de tekst voor Voor Alles Bang Geweest, het lied dat is bekroond met de Annie M.G. Schmidt-prijs. (Of eigenlijk leverde hij die tekst al eerder, maar bleef die bij Wende op de plank liggen tot na zijn dood.) De rest van de teksten zijn van Wende zelf, maar geïnspireerd door gesprekken met schrijvers als Arnon Grunberg, Adriaan van Dis, Tom Lanoye, rapper Typhoon en de Britse theaterschrijver Simon Stephans. Want Wende wilde antwoord op vragen als: wat betekent het om mens te zijn, in deze tijd, te midden van de anderen?
Het leidde tot elf songs die Wende al in 2016 in de theaters ging brengen. Pas toen ze ze na heel veel uitvoeringen door de aderen had vloeien, nam ze ze op voor dit album – om vervolgens op clubtour te gaan met producers LudoWic en Yan achter hun batterijen elektronica.
Mooie plaat, Mens! Samen met de cd komt een boekje met een essay waarin Bas Heijne ingaat op de vragen van Wende. Daarna laat de zangeres je alle kanten van het leven en het mens-zijn horen, en LudoWic en Yan alle kanten van het sonische spectrum – soms met steun van gitarist Robin Berlijn. Wende, LudoWic en Yan klinken gejaagd in Wat Is Mijn Plan Vandaag?. Verstild in Vrij Me. Apocalyptisch in Schone Handen, over de dagelijkse nieuwsstroom en het kwaad dat mannen kunnen doen in oorlogen (“Wat moet ik met die informatie? Die vrouwverkrachtersoorlogsstrategie en de pathetische gedachte dat zo direct iemand de deur binnenkomt, mij zonder hoofddoek ziet, mijn broek naar beneden trekt en er een geweer in steekt en mij in stukken schiet.”) Op het laatst van de plaat wordt het helemaal donker. In Alles Gaat Kapot bijvoorbeeld, weer een tekst van Dimitri Verhulst, met onheilspellende gitaarerupties van Robin Berlijn. Wende zingt over drank en seks als tijdelijke tussenstops op de weg naar eenzaamheid en een onvermijdelijke dood. En daarna volgt Hoe Lang Nog?. Klinkt doodeng door de fluisterzang met rare echo, gevolgd door geschreeuwde uithalen en soms dierlijke kreten. We kijken het Beest in de Bek. “Het golft en gromt, diep binnen”, zingt Wende en de klankenbrij van LudoWic en Yan wordt steeds weirder, steeds intenser.
En dan eindigt de plaat in verstilling. Alleen aan de piano brengt Wende Blijf Bij Mij. “Blijf bij mij tot de lente door je lichaam breekt. Blijf bij mij tot de wind weer in je zeilen zweeft… Leef!”
Minimaal, herhalend, slordig, simpel, naïef, onaf. Het zijn allemaal kwalificaties die van toepassing kunnen zijn op het album Devotion van de Britse Tirzah, dat midden in deze warme zomer uitkwam. En dat is goed. Juist door die imperfecties heeft die plaat zoveel impact. Het maakt Devotion – een plaat geheel gewijd aan de liefde – zo intiem.
Imperfecte kunst. Vergelijk het maar met een zelf gebreide trui of een zelf gekleide beker. Daar kunnen foutjes inzitten, maar ze zijn zoveel mooier dan machinaal geproduceerde, gladde, karakterloze dingen. Dat geldt ook voor de muziek van Tirzah Mastin uit Essex en producer Mica Levi (die we kennen van Micachu & The Shapes en als maakster van soundtracks bij sci-fi films). Het geluid is minimaal, maar dat brengt het stemgeluid van Tirzah alleen maar dichterbij – tot zelfs gênant dichtbij. Alsof ze onder de douche staat te zingen en jij staat er naast. In de geluiden van Mica Levi, maar ook in de zang van Tirzah zitten allerlei foutjes, maar dat maakt de plaat alleen maar meer intrigerend. Geen moment verlies je de aandacht.
Parameters De muziek op Devotion is een gestripte, vulgaire en downtempo variant van R&B, triphop en Balearic beats, met de melancholie van bijvoorbeeld The xx of Tricky en de mystiek van FKA Twigs. De twee parameters staan na elkaar, rond het midden van de plaat. Holding On is de meest uptempo track van het album, opgebouwd rondom drie synthi-tonen. Het meest conventioneel misschien ook, een echte clubtrack. Meteen daarna komt Affection, het meest minimale nummer, opgebouwd uit piano-aanslagen met echo en met een onnavolgbaar stotterende en letterlijk verknipte Tirzah. Adembenemend! De geluiden mogen zo gek en zo hard mogelijk zijn, op een gekke manier klinkt elk nummer op Devotion warm. Dat doet de stem van Tirzah. Een nummer als Guilty, bijvoorbeeld, start met een harde, rauwe elektrische gitaar. Lekker macho. Maar als de zangeres daaroverheen gaat kwelen, wordt het opeens een zachte track. Zelfs autotune kan Tirzah’s stem niet robotachtig maken.
Naïef Hoogtepunt van Devotion is het titelnummer, gemaakt in samenwerking de Londense electronica-wizard Coby Sey. Samen gaan ze een bizar duet aan. “So listen to me”, herhaalt Sey voortdurend. Daardoorheen zingt Tirzah dingen als “I just want your attention, I just want you to listen, I don’t want the solutions, I just want to explain things”. Dat nummer wordt opgevolgd door weer een bijzondere track. Tirzah en Mica Levi gaan lang terug. Ze kennen elkaar van de Purcell School for Young Musicians in Atford, waar Tirzah harp studeerde en Levi viool. Op 13-jarige leeftijd schreven ze samen al een nummer dat nu – Tirzah is 32 jaar – op het album terecht is gekomen. De prepubers stelden zich volwassen relaties voor. “I’m thinking you’ve been fucking to me”, zingt Tirzah, terwijl ze zich afvraagt waarom ze nooit wat geld ziet van haar man. Die wat naïeve toon zitten in veel meer teksten op Devotion. Kattebelletjes zijn het vaak, zoals in de openingstrack Fine Again. “Don’t worry ‘bout worries, I won’t let them get you.” Zonder poespas. Heel direct. Ik hou van jou. Ik ben devoot aan jou.
The Caretaker brengt vanaf 2016 zes platen uit die het steeds verder gaande verval van geheugen en cognitieve vermogens in klank vertalen. Of beter gezegd: je kruipt letterlijk in het hoofd van een dementerende. Everywhere At The End Of Time heet de serie. In het voorjaar van 2018 kwam Stage 4 uit, in het najaar was er Stage 5. Het zijn twee delen in de dementiefase die ‘post awareness’ wordt genoemd. Die wordt getekend door verwarring en horror, héél soms afgewisseld met vlagen van berusting, verstilling of pure schoonheid. Het klinkt hartverscheurend.
The Caretaker is het alias van de Britse producer Leyland Kirby. Hij noemde zichzelf naar de functie die Jack Nicholson had in het verlaten hotel in de film The Shining van Stanley Kubrick. Onder die naam maakte hij in 2011 een briljante plaat over de werking van het geheugen: An Empty Bliss Beyond The World. Maar dit project gaat nog veel verder. Kirby heeft het proces van dementie van dichtbij meegemaakt bij een dierbare van hem. Deze albums maken het verval van het geheugen hoorbaar, zelfs voelbaar.
Ballroom De eerste drie platen, Everywhere At The End Of Time, Stage 1, Stage 2 en Stage 3, grijpen nog een beetje terug op An Empty Bliss. Het zijn ellenlang herhalende samples van 78-toerenplaten met ballroommuziek, die telkens langzaam vervagen tot ruis. Best spooky, maar op z’n hoogst licht verontrustend. Wat er van die oude blazerscombo’s aan klank overblijft, biedt in ieder geval nog enig houvast, nog enige awareness.
Skullscraper Die is helemaal verdwenen op de platen die dit jaar uitkwamen. Allebei bestaan ze uit vier lange stukken, vol van allerlei onprettige, soms enge geluiden die als geesten door je hoofd rondvliegen. Er zit geen logische opbouw in. Het gaat maar door. Alleen het stuk Temporary Bliss State biedt enige verlichting, mysterieuze schoonheid ook, maar het blijft verwarrende muziek. Zelf kan The Caretaker het misschien het best omschrijven: “It feels as though our skull is being scraped out, uncovering hellish layers of accreted sensation and mulched imagery, occassionally recognising calmer patterns, only fort hem to fray into the ether before it’s possible to parse and dwell on them.” Het is niet fijn om dit urenlang te moeten aanhoren. Het is een beetje als het einde van The Shining, als de geesten en demonen het overnemen. Het is moeilijk om te kijken, maar ook moeilijk om weg te kijken.
Hersenen sterven Waarschijnlijk overbodig om te vertellen dat Stage 5 een nog grotere, abstractere chaos is dan Stage 4. Nog mistiger, nog onrustiger, onregelmatiger. Ondraaglijk bijna – er zijn meer momenten van rust, maar ze duren korter. Er klinken stemmen door de geluiden heen, en dat maakt het supereng. En waar je ook kippenvel van krijgt: iets van die eerdere platen/stages klinkt weer door. Er is weer ballroommuziek, soms, maar heel langzaam uitgesponnen en ver op de achtergrond. In vlagen. Alsof er nog even iets opborrelt voor de hersenen verder sterven. Everywhere At The End Of Time doet wel wat met je empathisch vermogen. Inderdaad: wat een hel moet het zijn in die demente hoofden.
Brexit Het project Everywhere At The End Of Time begon in 2016 en loopt tot het voorjaar van 2019. Eh… Dat is precies dezelfde tijdlijn als Brexit! Leyland Kirby ziet dan ook parallellen in het individuele verval en het verval van het Verenigd Koninkrijk. In het persbericht bij het verschijnen van Stage 5 schrijft hij: “It should be no stratch of the imagination to read into their parallel progression from nostalgia and historic/collective amnesia, to progressive dementia and complete obliteration of (the) sense(s).”
Komma is bij broeder Dieleman geen leesteken. ‘Komma’ is Zeeuws dialect voor ‘kom maar’. Dus komma, neem het veer Vlissingen-Breskens. Neem de bus tot ziekenhuis Zorgsaam in Terneuzen en wandel verder. Komma naar Zeeuws-Vlaanderen. De driehoek tussen Spui, Zaamslag en Magrette. Het land van Axel. Het gat van Pinte. De oude drinkput. Zie de wilgen hangen in het water. Zie de wolken boven en onder ons in de lucht en in het water. Kijk je vooruit, dan zie je de watertoren van Axel. Andere kant: de kerk van Zaamslag. Zie de oude kreken lopen. De zwaluwen boven het dorre gras. De gevlekte koeien bij de drinkput. Aalscholvers, buizerds, futen. Komma naar Schapenbout, waar Tonnie Dieleman als jongetje karpers ging vissen met zijn vader.
Je kunt het land en het water horen en zien in het laatste project van Tonnie ‘broeder’ Dieleman: komma, een prachtige dubbelelpee plus fotoboek. Het is de weerslag van tweeënhalf jaar dwalen langs de wateren van zijn geboorteland. Of met de kano over eeuwenoude zeearmen, oerzeeën. Lekker foto’s maken en geluiden opnemen met zijn viersporenrecorder. Of hij ging mee met Kim Verlinde, rattenvanger en de broer van de dominee.
Die tochten vervatte broeder Dieleman in de acht liederen op de eerste plaat. Of liederen? ‘Aanwaaimuziek’ noemt hij het zelf. Dat is een combinatie van veldopnames van ganzen, klotsend water en fluitende vogels met zoekend improviseren op de banjo, dwarrelende pianotonen en af en toe een sax, met een mysterieus zwevende vrouwenstem en praatzingen. Praatzingen. “Christoforus houdt ’t niet droog. Die drinkt genoeg voor iedereen… Christoforus schiet alle dagen vol. Dat ‘ie Jezus nog gekend het. Droeg ‘m over op z’n schouders… Christoforus viezen’apostel. Christophorus sukkelaar.” Praatzingen. “De paarden staan met de kop in de regen, en we zien nergens geen profeten meer. Het maakt allemaal geen reet meer uut wat er nog gezaaid wordt. Alles is al kapot geschreeuwd.” Praatzingen. “De wilgen zilver uutgesproken, ik zie je stilstaan en je ruukt onder populieren om de drienkput de je as ruggesteun gebruukt.” Praatzingen. Over het grote donkere water van de nacht, over de overleden Breskense priester-beeldhouwer Omer Gielliet en lang leve de wind! Alles is beweging! Praatzingen. “Komma, komma, komma, ama gewoon ma mense.“ Praatzingen: “Heej ouwe tafelmaker… ‘k Zag je aan komme lopen… Tot die tied ier is verstreken, is die lied alvast een groet, en ergens halverwege ’t onaf pad loop je mie tegemoet.” Praatzingen. Spookverhalen over de heks op Spui: Jane Pape.
Heb je dan het gevoel van het land van Axel nog niet te pakken, dan is er plaat twee met Het Gat van Pinten I en Het Gat Van Pinten II. Dat zijn twee stukken van een kwartier, waarin broeder Dieleman opnamen van de laatste gesprekken met Omer Gielliet gebruikt. Want Omer vertelt in plat Zeeuws dat hij zich voelt als een uitgebaggerde drinkput waarvan het water zuiver is geworden. In het tweede deel vertelt hij hoe hij geroepen wordt van de overkant van het water. “Komma.”
Wat doet het er toe hoe ze eigenlijk heet? Dat ze eerst een man was? Uit Schotland kwam? Dat ze zo onzeker was dat ze haar biografie geheim hield en een stand-in opvoerde bij interviews? Het gaat er om wie we nu voor ons hebben: Sophie, de bubblegumqueen, post-trance godin, producer van bubblebeats en artificiële glitch met J-pop trekjes. De vrouw die muziek uit elkaar kan rekken als elastiek. Dat hebben Charli XCX, Vince Staples, Madonna en Lady Gaga al aan den lijve ondervonden en dat maakt haar een überhippe producer. Zij is het geluid van nu. En uiteindelijk doet Sophie het ook met zichzelf. Oil Of Every Pearl’s Un-Insides heet haar debuut, waarop ze voor het eerst ook zelf zingt. Daarop staat het geluid van morgen.
Je hebt easy listening, maar je hebt ook uneasy listening. Oil Of Every Pearl’s Un-Insides is allebei tegelijk. Sophie’s plaat zit ergens tussen hypergeconcetreerde pop, overstuurde rave, happy hardcore en avantgardistische geluidskunst in. Of nee: de elementen versteken elkaar juist. En zo belandt je domweg in een parallel universum, waar alles van plastic is. Dat heb je nog niet door als je Oil Of Every Pearl’s Un-Insides opzet. De meest ‘normale’ track is de opener It’s Okay To Cry, een soort genderbendervariant op boys don’t cry, waarin Sophie lieflijk zingt over een trancetrack zonder beat. Die briljante truck doet ze nog een keertje, maar dan nog wat extremer, op Is It Cold In The Water?. Hier klinkt het eerder dramatisch en Sophie zingt rusteloos “I’m freezing, I’m burning, evaporating”.
Ponyboy – over een wel heel erg kinky bdsm-spel – is metalig ratelend. Op Faceshopping gaat ze helemaal loos met gekke geluiden en abstracte beats. Het geluid wringt zich alle kanten op, totdat ergens op driekwart een jubelende koor-break je even op adem laat komen. Maar dat duurt niet lang. In de laatste minuten moet je er weer ‘an, die scheermesbeats komen gewoon weer terug. Infatuation is ook weer zo’n dramatisch nummer, met opbouwende synth-akkoorden maar ook met allerlei dissonante wriemeltjes eronder. Not Okay grijpt op een vreemde manier terug op de rave-klanken van de jaren ’90. Je hoort allemaal geluidsgrapjes die bij The Prodigy niet hadden misstaan, maar volledig anders gerangschikt zodat het een abstract werkje wordt.
Immaterial lijkt wel een parodie op Material Girl van Madonna, maar dan op speed. Het lijkt ook steeds sneller en sneller te gaan om via echo te eindigen in een soort belklank. Oil Of Every Pearl’s Un-Insides sluit af met het lang uitgesponnen Whole New World/Perfect World. Het begint met gabber en grunting, gaat via de gekste beats (je wist niet dat er zulke geluiden uit computers konden komen) naar een echo van stemmen en schrapend metaal. Best spooky. Als de laatste klanken wegsterven, ben je zo flabbergasted dat je minutenlang ademloos in je stoel blijft zitten. Een album lang heeft Sophie je een hele nieuwe wereld laten horen. Je weet niet of die perfect is, met al dat plastic, maar fascinerend is ‘ie wel.
Tien man, één vrouw. Ze noemen zichzelf Jabu, Vessel, Kahn, Neek, Ishan Sound, Ossia, Manonmars, Bogues, Rider Shafique, chester giles (zonder hoofdletters) en de vrouw heet Jasmine Butt. Ze maken in wisselende samenstelling muziek onder namen als Bandulu, FuckPunk, O$VMV$M, Gorgon Sound, Zhou, The Killing Sound of ASDA. Maar eigenlijk is dat te individueel. Je moet ze zien als één collectief: Young Echo, dat na vijf jaar hun tweede plaat heeft uitgebracht: Young Echo op haar eigen label: Young Echo.
Soundsystem De meesten van de elf zijn samen opgegroeid in Bristol en de afgelopen zes jaar maakten ze muziek die heen en weer stuitert tussen reggae, dub, hiphop, triphop, grime, dubstep, techno, industrial en noise. Het is niet zozeer dat bij Young Echo grenzen vervagen. Het is meer dat in hun idee genres gewoonweg niet bestaan. Dat geldt trouwens niet alleen voor muzikale genres. Wat ze op het podium doen houdt het midden tussen een live optreden, clubnight en radioshow. Ze brengen het onder de vlag ‘soundsystem’. Het zijn avonden zonder regels waar van alles kan gebeuren. Bezoekers kunnen verbaasd staan als ze opeens musique concrète voorgeschoteld krijgen, maar een avond kan ook eindigen in een dronken mosh-pit gedrenkt in black metal. Alles mag, als het maar geen standaard rave wordt.
Spoken word Eclectisch, niet alleen voor de buitenstaander, ook onderling. De elf van Young Echo zijn er op uit om elkaar uit de comfort zone te trekken. Om de grenzen op te rekken. Eigenlijk doen ze daarmee wat voorgangers uit Bristol ook al deden: denk Rip, Rig & Panic of The Popgroup in de jaren ’80 en Portishead, Massive Attack, Tricky of Roni Size in de jaren ‘90. Alleen gaat Young Echo hier veel verder in. De keuzes zijn extremer. De muziek is meer streetwise. Brutal. Overal klinken rauwe randjes. Er lijkt niet veel aandacht besteed aan een strakke productie en dat komt de spontaniteit alleen maar ten goede. En er is bij Young Echo veel meer aandacht voor spoken word, iets tussen rap, slogans en poëzie in. Het gaat over heel persoonlijke dingen, maar de groep maakt zich ook druk over Brexit, fabrieken die sluiten, Black lives matter of institutioneel racisme. Young Echo is de punk van 2018. Dat wordt nog eens benadrukt op het album Young Echo. Die duurt een krap uur en telt 24 (!) tracks. Met andere woorden: er zijn nauwelijks tracks die langer duren dan drie minuten. Heel vaak heeft Young Echo aan één of twee minuten wel voldoende. Soms zijn het alleen maar aanzetten tot een song, schetsen. Want ook alle spelregels voor een nummer of een dancetrack zijn bij Young Echo volledig weggestreept.
808’s Hoogtepunten zijn de nummers waar zangeres Jasmine op zingt (Here, Anye en Kidney Punch) en die misschien nog wel het meest doen denken aan de triphoppers uit de jaren ’90. Op Rocksteady nodigt chester giles op misantropische toon, over dalende claxontonen, je uit om de rocksteady met hem te dansen: “Come swing, come sway”. Overstuurde drum ’n bass klinkt op Psychology Of Destructed Cult Leaders, op Oh, Won’t You en op afsluiter Wicked Ones. Bigger Heads, met een hoofdrol voor Rider Shafique, is dan weer een traditioneel dub-nummer. En heel sterk is de door 808’s aangestuurde grime, inclusief bizarre sample (“do you really love for me”) op Red Dot, Green Light. Young Echo maakte een van de meest opwindende platen van 2018!
(Tot slot een shoutout naar Harry Prenger. Dankzij dit artikel op Zwartgoud leerde ik Young Echo kennen.)
Het begint met ruisende wind over wuivend gras – gek eigenlijk hoe oorverdovend dat kan klinken. Daarna vogels in de verte. Er gaat een vliegtuig over. We horen boer Jan zijn koeien roepen: “Hee, heja! Kómaan! Kom kom kom!” De koeien loeien. En dan gaat de veldopname over in een zachte elektronische pulse met een diepe baslijn. Welkom in Hilvarenbeek. ’s Nachts hoor je er een onrustig fladderende vleermuis (in het stuk met de Latijnse naam voor vleermuis: Pipistrellus) en schreeuwende en fluitende uilen (in Strigiformes). We brengen geluidsbezoekjes aan natuurgebied de Rovertse Heide en aan molen De Doornboom met ratelende en bonkende maalkoppels die fascinerende repetitieve ritmes voortbrengen.
The Hilvarenbeek Recordings van Biosphere klinkt vooral pastoraal. De natuur speelt de hoofdrol omdat Biosphere – het pseudoniem van de Noor Geir Jensen – field recordings heel subtiel aanvult met muziek, als een licht laagje onder het Brabantse geluid, of soms met helemaal niets zoals bij de vleermuis of in De Doornboom. Soms zijn er geen veldopnames maar verklankt Jensen zelf het landschap, zoals in Rovertse Heide of Hilsondis, de adellijke vrouw uit de tiende eeuw na Christus die de plaats Hilvarenbeek haar naam gaf. Het is vaak heel loom, dromerig en verstild als een warme zomerdag. Luister bijvoorbeeld maar naar het voorzichtige Audax of uitsmijter Icoon die teruggrijpt op de opener ’t Schop. En zo is de cirkel weer rond.
Meestal zijn het spectaculaire plaatsen waar Biosphere, al drie decennialang ambient-grootheid, zijn opnamen maakt. Zoals Spitsbergen, waar hij vandaan komt, de woestijn bij Los Alamos in de Verenigde Staten waar atoomproeven werden gedaan of de reis van de voet naar de top van een van de hoogste bergen in de Himalaya. Maar hij maakt net zo makkelijk iets boeiends van het West-Brabantse landleven. In 2013 werd Geir Jensen door het festival Incubate uitgenodigd om een week lang veldopnamen te maken bij biologische boerderij ’t Schop van boer Jan van den Broek in Hilvarenbeek, om die te verwerken in muziek. Het werd een ultieme ambient-plaat, eentje die zich in de geest van grondlegger Brian Eno nergens opdringt – je hoeft er niet naar te luisteren, er zit weinig spanning in. Heel comfortabel, maar waarop tegelijkertijd heel veel spannends gebeurt.
Vier van de tracks werden in 2016 op een EP uitgebracht zonder dat Jensen er van wist. Toen ‘ie er achter kwam, liet hij de plaat uit de handel nemen. Pas aangevuld tot acht tracks was zijn sonische verbeelding van het Brabantse platteland compleet en zag een volwaardig The Hilvarenbeek Recordings in mei van dit jaar het levenslicht. Die is alleen al door zijn hoes de moeite waard. Die is mooi om bij weg te dromen als je luister naar het beste werk van Biosphere sinds jaren.