Happy birthday, The Miseducation Of Lauryn Hill

Op deze dag in 1998 bracht Lauryn Hill het album The Miseducation Of Lauryn Hill uit. So happy birthday!

Wat een geweldige plaat maakten de Fugees in 1996 met The Score! Maar de soloplaat van Fugees-zangeres Lauryn Hill was nog veel beter! Ze liet haar lover en mede-‘vluchteling’ – die ene dominante – Wyclef Jean totaal in de schaduw staan. Maar wie ben ik om dat te vinden? Laat ‘ze’ het zelf maar zeggen. Ik bedoel: Lauryn Hill, haar vriend Rohan Marley (de zoon van Bob, ja), haar producers en (gast)muzikanten en misschien ook wel Wyclef kunnen het beste het verhaal vertellen over die wereldplaat, de loer die Lauryn ze later draaide en waarom we nu niets meer van haar horen. Let’s go.

Laten we dan maar beginnen met de dirt: Wyclef Jean. In zijn boek Purpose beweert hij dat Lauryn Hill hem wilde doen geloven dat het kind dat ze droeg van hem was en niet van de echte vader Rohan Marley. Het ging om het kind dat later Zion zou gaan heten. “Toen ik er achter kwam, is er iets geknakt tussen Lauryn en mij”, schrijft Wyclef. “Ik was getrouwd en Lauryn en ik hadden een affaire, maar ze liet me geloven dat het kind van mij was en dat kon ik haar niet vergeven. Ze kon mijn muse niet meer zijn, de magie van onze liefde was gebroken.” Dat zou het einde van de Fugees hebben betekend. Zelf zag Lauryn Hill dat anders destijds. Ze liep al veel langer met plannen voor een soloplaat rond, maar eerst waren die andere Fugees ‘aan de beurt’, aldus Hill. In 1998 was het eindelijk zover. “Ze was zo gewend ideeën te voetballen met Wyclef en Fugees-producer Jerry Wonder, dat alleen werken best eenzaam was”, zegt producer Jayson Jackson. Ze wilde niet tien Killing Me Softly’s maken, het moest totaal anders worden. Meer impact hebben ook, als de betere reggae. Ze wilde dat alles vuig zou klinken, rauw, een ‘dikke sound’ als een oude krassende plaat, maar tegelijk modern. Lauryn Hill: “Ik groeide op met de oude soulplaten waar mijn ouders naar luisterden, Aretha Franklin, Stevie Wonder, en de hiphop die ik om me heen hoorde, Eric B & Rakim. Die generatiekloof wilde ik met mijn muziek overbruggen.”

Een ruige getto-plaat werd het, en dat kwam de steenrijke Lauryn Hill best op kritiek te staan. Wat zij weer onzin vond: “Het is belachelijk om te denken dat je alleen als straatarm zwarte bevlogen muziek kan maken. Mijn ervaringen en mijn leven zijn niks meer en niks minder.” Want het getto is niet een plaats, maar een state-of-mind.
Die plaat dus. Er lagen nog wat nummers op de plank, zoals Ex Factor, geschreven voor de gelijknamige damesgroep. En de hoogzwangere Hill zong liggend opnieuw een cover in: het corny Can’t Take My Eyes Off Of You. Over haar kersverse zoon schreef ze het ontroerende nummer To Zion. Haar producers stonden huilend achter de knoppen. “Voor Doo Wop (That Thing) wilde ze iets speels, beetje jaren vijftig-, zestig-achtig”, zegt achtergrondzangeres Lenesha Randolph. “Dus wij springen en zingen, whooo, whoooo, whooo.” Producer Commissioner Gordon zette daar dan nog een stevige hiphop-beat onder, anders werd het te zoetsappig. In Jamaïca nam ze tracks als Forgive Them Father en The Lost Ones op, want volgens haar vriend Rohan werd het in New York te hectisch. Teveel mensen om haar heen. Eenmaal terug kwam D’Angelo meezingen op Nothing Even Matters. “Ze was zo bevlogen. In haar handen werd alles een soort van gospel”, blikt hij terug. Zo ontstond de plaat stapje voor stapje, hoofdstuk voor hoofdstuk. Als een boek. Ze vroeg dichter en leraar Ras Baraka om de hoofdstukken aan elkaar te praten. Baraka: “Dat deed ik als volgt. Ik ging naar mijn klas, schreef met krijt heel groot L-O-V-E op het bord en vroeg de kinderen daarop te reageren. Die discussies zette ik op tape.” De titel van de plaat is een afgeleide van het boek The Miseducation Of The Negro. Lauryn Hill: “Miseducatie is een metafoor voor veel dingen in m’n leven. Geen respect voor mijn leraren. Ik leerde alles buiten de school en misschien wel buiten het betamelijke. Buiten de maatschappelijke standaard.” Het is geen onderdeel van het officiële curriculum, maar het hoort bij iedereens volwassen worden om die mooie plaats van naïviteit en idealisme te verlaten. Dat doet best pijn, stelt Lauryn Hill.

Lange tijd gold het statement dat Lauryn Hill de plaat helemaal in haar eentje schreef, produceerde en arrangeerde – als reactie op haar ondergeschikte rol in de Fugees. Zeg maar hoe Prince ook werkte, maar Hill werd gezien als een bitch. Een diva. “De muziekindustrie is zo seksistisch”, verzuchtte ze. “Mannen houden ervan als je voor ze zingt. Zodra je in control bent, vinden ze het maar niks.” Alleen draafde Lauryn Hill best door in dit idee. Ze schreef haar naam onder nummers die ook van een ander waren en onder werk dat ze helemaal niet deed. The Miseducation Of Lauryn Hill is veel meer een groepsprestatie dan je zou denken – met de zangeres aan het roer, dat wel. Het leidde in 2001 tot een paar nare rechtszaken, aangespannen door haar producers, en Hill haalde uiteindelijk bakzeil. Ach, het doet al met al niks af aan de kwaliteit van de plaat, zo vinden alle partijen nu.

Toch hebben we na dit hoogtepunt niet meer iets wezenlijks van Lauryn Hill mogen vernemen. Waarom niet? Ze koos voor een rustiger bestaan als moeder van vijf kinderen en als dichter/schrijfster. Buiten de spotlights. “Ze zeiden dat ik mijn carrière kapot maakte met die keuzes van me”, zei Lauryn Hill. “Maar ze hadden gewoon dollartekens in hun ogen.” Voor haar was het nodig om deze plaat te maken, en daarmee was het eigenlijk klaar, zo zegt Hill. Maar misschien ooit… solo of misschien nog eens met de Fugees als alles is uitgepraat… Maar misschien ook wel nooit… “Lauryn was iedereens favoriete zangeres”, zegt Commissioner Gordon, “en dat hoor je terug in zoveel zangeressen van nu. Ze heeft de wereld iets moois gegeven. Als dit alles was, dan is het dat. Het is mooi.”

(Ik heb deze blog onder andere samengesteld uit vertaalde quotes uit kranten en tijdschriften die verschenen in 1998, The Irish Times, Daily Record, The Toronto Star, Trouw, De Morgen en een reconstructie van Rolling Stone uit 2008.)

Meer jarige platen?

Happy birthday, Spirit In The Dark

Een vijftigjarig jubileum: op deze dag in 1970 bracht Aretha Franklin het album Spirit In The Dark uit. So happy birthday!

Het is een ernstig geval van tunnelvisie. Wat een armoe. Het – toch echt wel omvangrijke – werk van de Grootste Stem Op Aarde Ooit blijft in het collectieve geheugen hangen door middel van niet meer dan een paar megahits die keer op keer gerecycled worden. Altijd weer Respect, altijd weer Think, altijd weer Natural Woman. Prachtige en belangrijke nummers, hoor, daar niet van. Maar je wordt er zo moe van als ze keer op keer op een verzamel-cd worden gezet, op de zoveelste ‘Ultimate Anthology Greatest Hits Collection Essential Very Best Of The All Time Queen Of Soul’… Zo dreigen heel veel andere belangrijke platen in de vergetelheid te geraken. Dus is het veel interessanter om écht in dat omvangrijke oeuvre te duiken. En op het gevaar af voor snobistisch te worden versleten: Spirit In The Dark is een van haar minst verkochte albums, maar wel een van haar beste! De plaat markeert een periode waarin Aretha Franklin de ultieme mix tussen gloedvolle soul en euforische gospel wist te vervolmaken, en die twee jaar later leidde tot het geweldige optreden dat in 2019 in de bioscopen was te zien – in de film Amazing Grace. Dat heeft niks meer met pop en hits te maken, het zijn kerkelijke soul-seances waarin zangeres, zangers, band en publiek boven zichzelf uitstijgen tot iets… ja, goddelijks.

Die goddelijke splinter zat dus al in Spirit In The Dark, maar daarvoor moest Aretha eerst door een diep dal. Dat maakt de plaat juist zo doorleefd. Dat hoor je in de opener al: Don’t Play That Song. Maar eigenlijk zou je moeten beginnen bij het laatste nummer: Why I Sing The Blues, een cover van BB King. Dat zegt het niet met zoveel woorden, maar schetst wel een beetje de state of mind waarin Aretha Franklin Spirit In The Dark maakte. Net gescheiden van haar gewelddadige echtgenoot (die ook wordt gezien als een soort van ‘Ike’ van Tina Turner), zwanger van haar vierde kind (nadat ze op haar twaalfde voor het eerst zwanger werd), nog aan het bijkomen van de moord op dominee en huisvriend Martin Luther King, altijd omringd door rassenrellen als ze optrad. En speelbal van allerlei showbizz-figuren die haar keihard lieten werken maar niet begrepen waar haar echte kracht lag. Een constante stroom van zo’n twintig albums bracht ze tussen 1961 en 1970 uit. De laatste jaren werd het steeds meer een trucje: Aretha moest dan zwarte, vrouwelijke soul- en gospel-versies maken van witte hits als Let It Be, Eleanor Rigby, Son of A Preacher Man of The Weight. Dat deed ze met verve, maar spannend was anders.
Wat een contrast met deze plaat. De meeste nummers zijn covers, waaronder twee van BB King, een van Carole King (van wie ze eerder Natural Woman opnam) en er staat een oude jazz-standard op (That’s All I Want From You). Vijf songs, waaronder de titeltrack, zijn door Franklin zelf geschreven – en dat zijn niet de minsten! Een zesde nummer schreef ze met haar zus Carolyn (die op jonge leeftijd kwam te overlijden aan borstkanker). Dat laatste nummer, Pullin, is een van de stuwende hoogtepunten van de plaat. De muziek gaat sneller en sneller. Aretha zingt en schreeuwt maar door, klimt hoger en hoger naar de hemel: Harder. Higher. Harder. Higher. Pulling. Moving. Pulling. Harder! Pulling. Higher! Moving. Higher! Higher! Higher! Higher? Yeah. Yeah? Yeah. Go ahead! Higher! Ze is uitgebroken en helemaal vrij.

Waar Sam Cooke de religie steeds meer de rug toekeerde naarmate hij succesvoller werd met ‘sex ’n soul’, weet Aretha Franklin juist balans te houden. Ze laat het hogere en het lagere samen gaan. Een nummer als You And Me bijvoorbeeld, is tegelijkertijd een gloedvol gezongen ode aan de liefde als een gebed aan god. En het nummer Spirit In The Dark dat schudt en bonkt en stuwt, is dat een intreding van de Heilige Geest of gewoon een overweldigend seksueel orgasme? Allebei dus. Of Try Matty’s – dat klinkt als een gelovig pareltje waar gospel-zangeres Mahalia Jackson zich niet voor zou schamen, maar luister je naar de tekst dan hoor je dat het over een barbecue-hut gaat.

Die stem van Aretha Franklin is zo betoverend, daardoor zou je bijna niet horen hoe goed zij ook is op de piano. En juist haar pianospel krijgt veel ruimte op het rauwe, beetje droog geproduceerde Spirit In The Dark. Op zeven van de twaalf songs mag zij lekker loos gaan, en vanachter de toetsen ontpopt ze zich tot een bevlogen bandleider. Ze heeft de hele band in haar zak – en dat zijn overigens niet de minsten: op gitaar hoor je virtuoos Duane Allman, op orgel, drums en bas speelt de beroemde Muscle Shoals Rhythm Section uit Alabama (die ook Wilson Pickett en Percy Sledge bijstonden) en in het koor zingen Almeda Lattimore, Margaret Branch en Aretha Franklin’s nicht Brenda Bryant – met z’n drieën klinken ze als een heel gospelkoor.

Aretha Franklin had geen foute mannen of managers meer nodig. Voor het eerst nam zij het heft in eigen hand. En dan is zij op haar best, zo blijkt uit Spirit In The Dark. Dat betaalde zich in 1970 nog niet uit in klinkende munt. Maar vijftig jaar later valt er nog steeds zoveel te genieten op deze plaat.

Spirit In The Dark, live in Fillmore West, met een gastoptreden van Ray Charles!

Meer jarige platen?

Happy birthday, Upstairs At Eric’s

Op deze dag in 1982 bracht Yazoo het album Upstairs At Eric’s uit. So happy birthday!

Deze plaat is nu 38 jaar oud. Ik was dus 13 jaar toen ‘ie uitkwam. Sommige nummers heb ik zó vaak gehoord dat elke nanoseconde daarvan in mijn DNA is gekropen. Ik heb het dan vooral over de hits, zoals het goddelijk goddelijk g-o-d-d-e-l-i-j-k mooie Only You (ik had die op een singletje), over natuurlijk het dwingend swingende Don’t Go (ook op single) en de apocriefe hit Situation (want die stond niet op de oorspronkelijke Engelse uitgave, later wel in een dancemix op de Amerikaanse – die had ik op maxisingle – wát een kraker!). Druk een knopje in in mijn hoofd en ik ratel ze op, deze drie. Maar de andere nummers op Upstairs At Eric’s zijn minstens zo iconisch. En daar hoef je echt geen Leendert Douma voor te heten.

Yazoo was een duo, een gouden combinatie van twee supernerds en – misschien wel – outcasts. De basis werd gevormd door de eigenwijze synthi-wizard Vince Clarke. Die had al enige naam en faam gemaakt met Depeche Mode (de superhit I Just Can’t Get Enough kwam uit zijn koker), maar ging daar weg met ruzie. Vince Clarke had (heeft?) een gave om catchy deuntjes te schrijven en Yazoo was wat dat betreft his finest hour. (Daarna kwam hij na wat omzwervingen terecht bij een volgend duo: Erasure. Maar dat was nauwelijks te pruimen.)
De échte kracht van Yazoo lag in die combinatie van eenvoudige, koude synthesizerdeuntjes en DIE STEM. Die kwam uit de strot van een andere nerd: Alison Moyet. De ietwat gezette jazz-, soul- en postpunkzangeres had een advertentie op een kaartje in de supermarkt geschreven in het slaperige stadje Basildon. Zij zocht een roots-band om lekker de blues mee te zingen. Vince Clarke zocht juist een stem om een demo van Only You in te zingen… en zo werd Yazoo een feit. Simpele synthpop, kristalhelder geproduceerd, met een diepe warme bluesstem; het was een droomcombi. Ook omdat de Eurythmics nog geboren moesten worden…

Over de singles hoeven we het niet meer te hebben. De rest van de nummers zijn minstens zo boeiend. Zo is Too Pieces een mooie kruising tussen het electrogeluid van Krafwerk en de pop van Human League (hun hitalbum Dare! – met Don’t You Want Me Baby – verscheen rond dezelfde tijd). Bad Connection is een soort van bevroren abstracte doowop/sixtiessoul – met een beetje een cheesy feel en tekst. I Before E Except After C is een raar samplekunstwerkje van Vince Clarke; met alleen maar stemmen zonder enige melodie, zeg maar a la Revolution 9 van de Beatles en een beetje een vreemde eend in de bijt. Boeiend, maar niet waar we voor kwamen. Gelukkig valt meteen daarna Alison Moyet weer in – a capella met haar warme stem – voor de opmaat naar het prachtige Midnight. Dat spelen met samples en stemmen komt in het nummer daarna weer terug, maar dan als onderlaag bij een meer stereotype Yazoo-nummer: In My Room. Ook hier weer red Moyet de boel, met haar stem als een klok. Goodbye ‘70’s swingt als Don’t Go en Situation en had net zo goed op single uitgebracht een dikke hit kunnen worden. Dat geldt trouwens ook voor de Human League-achtige uitsmijter van de plaat: Bring Your Love Down (Didn’t I). Maar voor het zover is horen we nog twee wat donkerder tracks: Tuesday met een typische jaren tachtig crisistekst (de seventies waren echt voorbij, ja) en de gloomy ballad Winter Kills. Dat is echt een kippenvel-nummer, geschreven door Alison Moyet en ook bijna geheel door haar uitgevoerd. Zij zingt en speelt piano, slechts begeleid door een donkere beat van Vince Clarke.

Voilá Upstairs At Eric’s – de plaat is zo genoemd omdat ‘ie werd opgenomen bij en met producer/engineer Eric Radcliffe. Clarke en Moyet hebben het kunstje niet meer weten te herhalen. Ze maakten nog een tweede album in 1983 (You And Me Both), maar die klonk al niet mee zo fris en fruitig. Daarna gingen ze met ruzie uit elkaar. Wat Clarke ging doen, daar hebben we het over gehad. Alison Moyet startte een succesvolle solocarrière met hits als Love Resurrection, All Cried Out en That Ole Devil Called Love. Pas in 2008 kwam Yazoo weer bij elkaar voor een korte reünie waarbij ze de nummers van Upstairs At Eric’s voor het eerst samen live speelden. Dat was leuk voor Engeland, waar de nummers van Yazoo nog veel meer in het DNA zijn gekropen dan aan deze kant van de Noordzee.

Nu is het weer twaalf jaar later, en nog steeds klinken de nummers op Upstairs At Eric’s up-to-date en to-the-point. Situation en Don’t Go misstaan nog steeds niet op de dansvloer. Winter Kills en Midnight mogen nog immer op de radio. En Only You… oooooh wat mooi…

Meer jarige platen?

Happy birthday, Racine Carrée

Op deze dag in 2013 bracht Stromae het album Racine Carrée uit. Joyeux anniversaire!

In Bâtard (bastaard) klinkt het – vertaald uit het Frans: “Ben je Hutu of Tutsi? Ben je Vlaming of Waal? Niet het ene, niet het andere. Je bent, je was en je blijft een bastaard.”

Dat dus.

Waar ik het hoorde weet ik niet meer. Dus het is ook niet na te googlen. Het was ergens in 2013, een interview voor de Engelse radio. Een melodieuze, zacht-warme stem, met een ongelooflijk ‘allo-allo’-accent spreekt over zijn muziek. “Hiphop, pop, dance – the common point is melancholy. That’s international, and I like this word because it’s not only about sadness or happiness – it’s both at the same. And that’s human and that’s life.” Aan het woord is Stromae. Die melancholie lijkt te contrasteren met de vrolijke eurohouse waar hij bekend mee werd (de hit Alors On Danse uit 2010) en waarvan ook op deze plaat heel veel is te vinden. Maar het mooie is dat alles bij Stromae én én is. Vrolijk en treurig tegelijk. Een typisch Belgisch compromis, noemt hij het zelf – want ons buurland is de belichaming van compromis: Vlaams en Waals, noordelijk en zuidelijk, midden in Europa, altijd in het midden. En Brussel – waar Stromae vandaan komt – helemaal. Dat ‘nét niet-gevoel’, zouteloos is het niet maar wat dan wel? Je ne sais quoi. Het is ook terug te horen in de bekendste Belgische muziekstroming, zegt Stromae: de new beat uit de jaren tachtig. “It’s not really house. It’s not really dancemusic, more downtempo. Yet we dance tot it.” Onbegrijpelijk, maar misschien daarom wel zo lekker.

Stromae’s muziek is veel meer dan dat. Op Racine Carrée horen we trap, electro, harde trance, Italo-disco, hiphop, r&b, swingjazz, latin en rumba soms of van die typisch Afrikaanse highlife met tokkelgitaartjes. Woordgrapjes. Taalspelletjes. Onbegrijpelijk, en daarom wel zo lekker. Maar er is veel meer aan de hand. De plaat gaat soms door merg en been. We hebben het over melancholie, meneertje! Dus horen we ook het gevoel en de impact van de betere Franse chansonniers. Jacques Brel natuurlijk, maar ook Charles Aznavour, Edith Piaf, Gilbért Becaud.

De teksten gaan over kanker (Quand c’est wordt zo snel gezongen dat het klinkt als cancèr), aids, racisme, huiselijk geweld of mislukt vaderschap. In Papaoutai – papawaarbenje? – zingt hij “iedereen weet hoe je baby’s maakt, maar niemand weet hoe je vaders maakt”. Stromae, Paul Van Haver voor vrienden, heeft een Vlaamse moeder en een Rwandese vader. Als Paultje 12 is, gaat zijn vader terug naar Rwanda waar hij omkwam tijdens de genocide. Hij heeft zijn vader nooit echt gekend, dat steekt hem nog het meest. En er is heel veel liefdesverdriet op de plaat. Het prijsnummer met de geweldige clip Formidable is daar een van de voorbeelden van, maar ook de europop-pastiche op de opera Carmen van Bizet (met de geweldige tekst: “l’amour es tune oiseau de Twitter, on est blue de lui, seulement pour quarante-huit heures”). En die typische Brusselse mengelmoes hoor je weer in de teksten op Moules frites (mosselen met friet). Lekker, en zo ontzettend Belgisch, maar ge moet die mosselen ook overdrachtelijk zien – knipoog, ge weet toch…

Tegen de tijd dat Racine Carrée verscheen was Stromae (Maestro) een megaster. Als was het de nieuwste van Madonna, zo werd de plaat in geheime luistersessies gepresenteerd. De Europese media smulden ervan. De coolste Belg van het nieuwe millennium werd hij genoemd, en de Jacques Brel van de 21e eeuw. Eerlijk, intelligent en modern. Ta fête werd het officiële lied van de Rode Duivels op het WK. Het album verkocht platina, single Formidable miljoenen en miljoenen. Stromae’s video’s waren kunstwerkjes op zich en vielen overal in de prijzen. Zijn concerten (inclusief Pinkpop en Rock Werchter) sloegen in als een bom. De wereld lag aan zijn voeten. En dat smaakte naar heel veel meer… zou je denken.

In januari 2017 kondigde hij zijn afscheid van het wereldmuziekpodium aan. De reden? Hij werd boos om een cartoon over zijn vader, aldus de overlevering. Daarna hebben we ‘m nog kort gehoord, in gastbijdragen op een nummer van de Franse rapper Orelsan (2018) en bij Coldplay (2019). Nu kampt hij met gezondheidsproblemen – hij lijdt aan depressies als bijwerking van een antimalariamiddel – maar hij ontwerpt kleding en maakt als regisseur nog steeds prachtige clips.

Het leven van de Brusselse bâtard is nog steeds een mengelmoes vol melancholie… (Maar stiekem,stiekem hopen we nog steeds op een tweede Formidable, Tous les mêmes of Papaoutai.)

Meer jarige platen?

Happy birthday, Rum, Sodomy & The Lash

Op deze dag in 1985 brachten de Pogues het album Rum, Sodomy & The Lash uit. So happy birthday!

“Don’t talk to me about naval tradition. It’s nothing but rum, sodomy, and the lash”, zei Winston Churchill ooit en – verdomd! – dachten de Pogues: “it seems to sum up life in our band”. Dus Rum, Sodomy & The Lash werd hun tweede plaat, na Red Roses For Me (1984). De ‘naval tradition’ kwam ook terug in de hoes van de plaat, en eveneens niet zo glorieus. Het werd een pastiche op The Raft of The Medusa, het beroemde schipbreukschilderij van Théodore Géricault uit 1819, maar ditmaal met de bandleden in verschillende staat van ellende als hoofdpersonen op het vlot. Typisch Pogues, die hoes. Het toont de band ten voeten uit: tegelijk heroïsch en meelijwekkend, tegelijk bloedmooi als spuuglelijk. Net als hun muziek. En hun bandnaam trouwens, een verbastering van ‘pogue mahone’, wat goed Iers is voor ‘lik m’n reet’.

Want de Pogues, dat is punk en poëzie, gedrenkt in de Ierse traditie en vooral in heel heel veel alcohol. Het blad SPIN beschreef Rum, Sodomy & The Lash heel raak als een riedel liedjes dat ‘lilted and rocked like an Irish wedding party gone bad: the band’s been drinking, they start to brood… while Shane MacGowan screams about the devil and rape and British soldiers’. Maar er werd ook gehuild op het feestje, want wonderkind MacGowan – die de meeste songs op zijn naam heeft staan – kon ook ontroerende ballads als A Pair Of Brown Eyes of Navigator schrijven, en de prachtige uitsmijter van de plaat: The Band Played Waltzing Mathilda. Allemaal soldatenliedjes die door merg en been gaan. Ze worden afgewisseld door het rauwe geschreeuw op Wild Cats Of Kilkenny, Sally MacLennane en Billy’s Bones. Dan is er nog die beroemde cover van Ewan MacColl’s Dirty Old Town, en de plaat wordt afgetrapt met twee van verhalenverteller MacGowans beste Ierse troeven: de geperverteerde whiskey-stamper The Sick Bed Of Cuchulainn en de nostalgische hoerenklaagzang The Old Main Drag. Als je dan de uitgave te pakken krijgt waar ook de EP Poguetry In Motion aan vastgeplakt zit, dan krijg je onder andere klassiekers als The Body Of An American, London Girl en Rainy Night In Soho (oooh, wat is dat toch mooi) er zomaar bij…

Het album en de EP werden geproduceerd door Elvis Costello, en die wist precies wat hij met het zootje ongeregeld aan moest: ze zonder opsmuk op de plaat zetten (en verliefd worden op bassiste Cait O’Riordan) – opnemen alsof ze live spelen, zonder trucjes, zonder gedoe. Goed, dan zat er eens iemand naast, raspte Shane wat vals, nou en…
De Pogues maken Ierse folk a la The Dubliners, op akoestische instrumenten als fiddle-violen, mandolines, accordeons, banjo’s, handtrommeltjes en fluitjes. Helemaal on-cool, zo halverwege de jaren tachtig, toen de hitlijsten vol stonden met synthesizerfotomodellen als Duran Duran, Spandau Ballet of Nick Kershaw. Maar wat dan juist zo vreselijk cool was, was dat de Pogues deze Ierse folk speelden op pure speed en alcohol, als punk met de energie waar de Sex Pistols bij verbleekten (maar de Clash niet!). Dit was ruig en hard en hier kon je niet bij stil blijven zitten! Je moest wel meeschreeuwen, meedeinen, meepogoën. En meedrinken.

Dat drinken werd wel een dingetje, gaandeweg de carrière van Shane MacGowan in de jaren tachtig en negentig. Shane spuugde er niet in, zoals ze in Nijmegen zeggen. Het maakte hem op zijn best rauw en romantisch, en op zijn slechtst wezenloos en asociaal. MacGowan’s leven werd steeds meer een delirium perpetuum, en zijn optreden met de Pogues op Pinkpop 1995 staat me nog goed bij. Zo pijnlijk, MacGowan was zo ver heen dat hij niet meer kon zingen of bewegen, niet meer wist waar hij was en uiteindelijk van het podium moest worden weggedragen. Hij was toen al verschillende keren uit de band ontslagen en weer aangenomen. Lange tijd leefde MacGowan als nummer twee – na Keith Richards – op de rock ’n roll-dodenlijst, maar Shane weet net als de Stones-gitarist wonderwel te overleven. Al blijft het nu bij beiden artistiek behelpen.

Ach wat maakt het. We hebben Rum, Sodomy & The Lash. En twee jaar later volgde die andere Grote Plaat: If I Should Fall From Grace With God, maar dat is weer een ander verhaal. Nu proosten we eerst nog eens op de Pogues en het wrak op zee. ‘Cheerio, mates, here’s to Churchill!’

Meer jarige platen?

Happy birthday, The Suburbs

Jubileum! Vandaag tien jaar geleden, in 2010, bracht Arcade Fire het album The Suburbs uit. So happy birthday!

The Suburbs is een conceptplaat over ‘coming-of-age’ in een saaie buitenwijk. Arcade Fire-zanger Win Bulter en zijn broer William zijn opgegroeid in The Woodlands, een voorstad van Houston Texas. Win’s vrouw – toetsenist en zangeres Régine Chassagne – is geboren en getogen in een slaapwijk bij Quebec. Duizenden kilometers van elkaar dus, maar er is geen verschil in hoe die suburbs eruit zien (saai) en wat er te doen is (niks). De impact van het opgroeien in suburbia is voor iedereen in het oude of het nieuwe westen hetzelfde. The Woodlands verschilt in die zin niet erg van Leidsche Rijn bij Utrecht, de Tarthorst of de Roghorst in Wageningen of de hele stad Lelystad (lees het gelijknamige boek van Joris van Casteren er maar op na). Ze zijn a. niet gebouwd voor de eeuwigheid en b. niet gebouwd om het er leuk te hebben. This town’s so strange, they built it to change, and while we sleep we know the streets get rearranged, zingen Win en Régine ergens op The Suburbs. En: First they build the road, then they build the town, that’s why we’re still driving around and around and around.

The Suburbs ontstond nadat Win Butler een foto kreeg opgestuurd van een oude vriend, gemaakt bij het winkelcentrum waar ze vroeger rondhingen. Het was een A la recherche du temps perdu-moment dat een stroom aan herinneringen en overpeinzingen in gang zette. Hoe was het leven in die saaie suburbs? Het had een heel ander tempo. Je smachtte wat naar brieven van je kalverliefde. Je bracht je leven wachtend door. Wachten op Godot, want waar je op wachtte zou wel nooit komen. Je leerde autorijden en je reed je rondjes. Je ging naar het winkelcentrum. Je probeerde te ontvluchten naar het stadscentrum, maar dat was natuurlijk helemaal geen vlucht. Het leven bestond uit rondhangen en dagdromen. Het behang was bruin en oranje. De zon scheen. Het gras was dor. Je hoorde krekels. Het gepiep van de schommel stierf langzaam weg. Soms waaide de wind de bladeren door de straten – dan gebeurde er eindelijk wat.

All those wasted hours, we used to know / Spent the summer staring out of the window.

We used to wait / We used to waste hours just walking around/ Oooo we used to wait / Sometimes it never came.

Er is een lijstje met boeken, artikelen, films, series en cd’s die je eigenlijk tot je zou moeten nemen voor een beter begrip van The Suburbs en het leven en opgroeien in een buitenwijk/slaapstad:

Maar hoe het album dan eigenlijk klinkt? The Suburbs is Arcade Fire op zijn best. Soms hoor je Bruce Springsteen-achtige vertel-ballads en rock ’n roll. Er staat een Roy Orbinson-ding op het album (Modern Man). Pure punk (Month Of May). De plaat eindigt met Blondie- of Cindy Lauper-achtige eighties disco in The Sprawl II. (Iets wat Arcade Fire een paar jaar later uitwerkte tot de briljante electro/discopop van Everything Now en Signs Of Life.) Maar ook zijn er akoestische nummers die door merg en been gaan en heerlijk bombastische stadionrock. De Belgische krant De Morgen vergeleek The Suburbs bij het verschijnen met Barbapapa: de muziek neem allemaal verschillende vormen aan, maar het hart van de groep blijft overeind. En dat zestien tracks, een ruim uur lang. Het is dat The Suburbs niet meer in het vinyltijdperk verscheen, maar de plaat wordt vergeleken met de dubbel- (of driedubbel-)albums die wereldartiesten op het hoogtepunt van hun creativiteit maakten, zoals de White Album (van de Beatles)in de jaren zestig, maar vooral Sandinista! (de Clash), The River (Bruce Springsteen), Kiss Me Kiss Me Kiss Me (de Cure) of Sign O’ The Times (Prince) in de jaren tachtig.

They heard me singing and they told me to stop / Quit these pretentious things and just punch the clock, zingt Chassagne op The Suburbs. Doe maar normaal dan doe je al gek genoeg, ze hoorden het als kind al en ze horen het nog steeds. Veel journalisten/recensenten vinden Arcade Fire hysterisch, hoogdravend en hautain. Onecht soms of aanstellerige kunstacademiestudenten. Die pennenlikkers (ik noem geen namen) missen dus de pointe. De zeven man (m/v) van Arcade Fire durven juist hun nek uit te steken, dramatisch te doen in de goede zin des woords en schuwen het experiment niet. Ze spelen met muziek en media. Arcade Fire is nooit voorspelbaar. Ze hebben zich met succes uit de voorspelbare slaapwijken weten te ontworstelen. Dat ziet niet iedereen, maar dat was altijd al zo, zingt Win. Well, some things are pure and somethings are right / But the kids are still standing with their arms folded tight.

Win Butler is niet zozeer poëtisch. Hij is eerder puur en eerlijk. Win en zijn band klinken op deze plaat niet hautain, maar verveeld. Een beetje kwaad en kribbig ook. En Arcade Fire is vooral weemoedig. Naar die stilte en al die verkwiste uren van zijn jeugd. Maar…

If I could have it back, all the time that we wasted / I’d only waste it again

Meer jarige platen?