Ruhail Qaisar – Fatima

De ‘zomerhoofdstad’ Leh ligt (net als ‘winterhoofdstad’ Kargil) in de regio Ladakh, een dunbevolkt gebied in het uiterste noorden van India. De bewoners zijn eigenlijk Tibetaans, maar het gebied viel tot voor kort onder de deelstaat Kasjmir en nu direct onder Indiaas bewind. Ook Pakistan en China maken aanspraak op Leh en Ladakh en er wordt serieus om gevochten. Dat is één. Punt twee is dat de mooi gelegen zomerhoofdstad een toeristische trekpleister is voor westerlingen, maar – sinds het decor was van een reeks succesvolle Bollywood-films – ook voor de rest van India. Al dat toerisme heeft het gebied geen goed gedaan. Het ooit zo bucolische berggebied verzuipt nu in haar eigen rotzooi. En dan zijn er nog religieuze broeinesten van boeddhisme, hindoeïsme en islam die elkaar naar het leven staan. Het vuil, de stad en de dood vormen de achtergrond van Fatima, het debuutalbum van Ruhail Qaisar uit Leh dat eind januari verscheen. Volgens zijn eigen tekst op Bandcamp is de plaat een kroniek van rellen, geweld, kolonisatie, werkloosheid, PTSS en zelfverminking. De adembenemende muziek houdt het midden tussen field recordings, geluidskunst en pure noise. Nog een stukje Bandcamp: ‘Hauntological drones, power electronics and convulsive post-industrial dissonance create an unnerving sense of fear, anger and alienation.’ Pfff, ga er maar aanstaan. Het moge duidelijk zijn dat Fatima geen vrolijke plaat is geworden. Nee, het is een ‘requiem to a dead future’.

Heel veel is er niet bekend over Ruhail Qaisar. Hij ontvluchtte Leh om in New Delhi de death-metal annex no-wave band Vajravarah te beginnen. Maar die plannen kwamen niet echt van de grond. In de metropool kwam hij wel in contact met de extreme muziek van Einstürzende Neubauten en van de Japanse 90’s noise-scene (Merzbow) en met tijdgenoten als Puce Mary en Pan Daijing. Onder de naam SISTER ging hij compromisloze herrie maken, maar dat miste elke vorm van context, zo vertelde hij eerder dit jaar in een interview met muziekplatform The Quietus. “I then thougt of the concept of my hometown, my neighbourhood and my childhood.” Dat leidde uiteindelijk tot de plaat Fatima – die is vernoemd naar de oudtante van Ruhail Qaisar en dus naar de tijd waarin hij als jochie de koeien melkte in haar achtertuin of speelde met de Europese kinderen in The Dreamland Hotel van zijn vader – toen nog het enige hotel in Leh. De tijd van Shangri-La, ver voor gentrificatie, hyperkapitalisme en drugs…

De plaat begint met een bonkige bas en de gothic vrouwenstem van Iben Lavinia Kajser die ijzingwekkende passages voorleest uit het boek Circuitries van de Engelse filosoof Nick Land (“there will be no repeats of daddy the doctor and mummy the nurse… The Western Civilisation Show has been discontinued”). En dan bárst me er een partij noise los! Daar lust zelfs de instortende nieuwbouw geen brood van. Tweede track Sachu Melung is juist heel erg spookachtig, met onbestemde creepy geluidjes, net als het nummer met de veelzeggende titel Abandoned Hotels Of Zangsti – al fluiten de vogeltjes daar vrolijk (en indringend). Even geen spoiler, maar van wat er op 4 minuut 38 gebeurt gaan je nekharen overeind staan! … Een van de meest gewelddadige tracks is Namgang. Het is een jeugdherinnering aan een brand in een weeshuis, zo vertelt Qaisar aan The  Quietus. De kleine Ruhail en zijn ouders rennen er naar toe: “I kept my pace like an animal”. Maar vreemd genoeg eindigt de track heel vredig met bellen van paarden die grazen op een bergwei. Painter Man is pure David Lynch: je hoort een (onregelmatige) hartslag en daaroverheen fluistert gastvocalist Dis Fig verhalen over een ‘little lost painter’ die wreed wordt vermoord. Net zo horror-achtig – maar dan meer Wes Craven – zijn de schreeuwpartijen van Elvin Brandhi op Daily Hunger, met een soppend achtergrondgeluid waarbij je onwillekeurig moet denken aan het ultiem onfrisse The Sewage Workers Birthday Party van de Britse band Coil. En dan is het tijd voor de epische uitsmijter: The Fanged Poet. Ruhail Qaisar heeft het opgenomen in een bunker, waar hij acht uur lang repetitieve gitaarklanken en rituele drums heeft zitten produceren. Het dramatische effect komt van de crescendo trompetten van Rohit Gupta aka Fursat. Het gaat maar door en door en door… en dan doven alle klanken een-voor-een uit. Alsof er een koninkrijk uitsterft.

Het blijft verbazen dat zo’n conceptuele noiseplaat uit een no-mans land in het Indiase hooggebergte komt. Maar dat exotisme moeten we eigenlijk naast ons neerleggen. Laat Fatima een spiegel zijn: de hele wereld gaat ten onder aan oorlog en toerisme, aan kapitalisme, religie en drugs. We zijn de onschuld verloren. Overal. Daarvan doet Ruhail Qaisar op een hele fascinerende wijze verslag.

Alhoewel? Maanden na het verschijnen van Fatima staat Ruhail Qaisar op te treden in een kleine galerie in Nijmegen. Hij brengt zijn stukken voor een publiek van twintig tot dertig man (m/v/x). Qaisar blijkt een hele rustige, beetje verlegen jongen. Als ik hem na het concert aanspreek, zit hij in kleermakerszit voor de geïmproviseerde bar. Ik hurk naast hem neer en bedank hem voor de muziek. Hij spreekt nauwelijks Engels en kijkt me wat gegeneerd aan. “Thank you”, prevelt hij liefdevol en knijpt net iets te hard in mijn beide handen… Misschien zijn we onze onschuld toch nog niet verloren.  

Alle beste albums van 2023:

Laat een reactie achter