Burial – Antidawn EP

Meteen aan het begin van dit jaar, ik geloof zelfs op de eerste dag, was het al raak. Er kwam een EP uit op het Hyperdub-label waarvan ik al wist dat die m’n jaarlijstje ging halen. Een EP? Ja. De Antidawn EP van Burial heeft met vijf meanderende tracks een speeltijd van om precies te zijn 43 minuten en 30 seconden, en dat is veel meer dan de meeste ‘volwaardige’ albums tellen dit jaar. Sommigen komen niet eens over een half uur heen! (En diskwalificeren zich dus ook meteen. Bah, zeg… come on, you can do better than that…)

Met andere woorden: we kunnen gerust stellen dat Antidawn de langverwachte opvolger is van Burial’s magistrale titelloze debuutalbum uit 2006 en het welhaast magische Untrue uit 2007. Het was vijftien jaar wachten, maar dan heb je ook weer wat. Laten we maar met de deur in huis vallen: Antidawn is net zo briljant, of zo mogelijk nog briljanter, dan Untrue. Zo.

Je had het misschien al gelezen in de verhalen over deze EP, of gehoord als je Burial de laatste jaren een beetje volgde: the beats have ceased to be. Op Antidawn klinken geen dubstep-ritmes, zoals op de bovengenoemde albums. Veel recensenten benoemen Burial’s nieuwe stijl als ambient, maar dat zit er behoorlijk naast. De Londense William Bevan, alias Burial, maakt nu abstracte soundscapes. Die klinken rustig en zijn duidelijk niet bedoeld voor in de club. Maar ambient? Nee, hier moet je serieus naar luisteren. Het is beslist geen kabbelende easy listening. Dit zijn indringende collages.

Anno 2022 heeft Burial zijn muziek gestript tot de basis. Of eigenlijk nog minder. We horen hier geluidsdampen. Soms valt het helemaal stil. Logisch dat deze EP zo lang duurt. Niets is gehaast en elke seconde is welbewust, maar we blijven hangen in spanning. Antidawn is alsof Samuel Beckett’s Wachten Op Godot op muziek is gezet. Volgens de bijgaande tekst van Hyperdub vertelt de EP het verhaal van een ‘wintertime city’ en ‘something beckoning you to follow it into the night’. ‘The result is both comforting and disturbing, producing a quiet and uncanny glow against the cold.’

Het begint allemaal met iemand die zijn of haar keel schraapt. Daarna begint de donkerte. De bouwstenen waaruit Antidawn is opgetrokken? Er klinkt gekraak en geruis van oud vinyl. Het geluid van een pick-upnaald die stuitert op de plaat. Glitches hier. Gure wind giert daar. Een kerkorgel doemt op ergens in de verte. Ergens anders een stormbel met echo. Zwevende synths. Het regent de hele tijd. Hoor het doorladen van een pistool. Er zijn heel veel hele vage samples van oude soulplaten. Vertraagd, versneld. Het enige dat verstaanbaar is een gepitchte stem – je stelt je er een Gorrillaz-karakter bij voor – die angstig piept: ‘Nowhere to go’. “I am lost”, hoor je ergens verderop. “I’m in a bad place.” Dit is hoe beklemming kan klinken. Een nachtmerrie van David Lynch-achtige proporties of Blade Runner in het kwadraat. Het is hypnotisch.

Burial creëert een hele nieuwe taal. Wil je dat érgens mee vergelijken? Bijna niet te doen, in recensies worden Future Sound Of London, Blanck Mass, King Midas Sound, GAS en Space Afrika genoemd. Maar er is hier meer aan de hand. Al zijn hele carrière maakt Burial etherische soundtracks voor het leven in de grote stad. Dit keer ook weer, maar nu heeft de gloomy sfeer iets ouderwets, iets Middeleeuws zelfs. De plaat is als een geheimzinnig perkament in geluid. De vervallen flats zijn de gemuteerde kathedralen van nu. De open straten, kapotte hekken, autowrakken… het zijn de vergane kloostertuinen van de postindustriële tijd.

Een eindje na de helft van de EP – in de track New Love – klinkt er opeens iets van hoop door in de ‘doom and gloom’ klankenbrij. Het orgel warmt ons op. En de gesampelde soulteksten in het nummer daarna vormen bij elkaar opgeteld een surrealistische lovesong in verfstreken: “You came my way / Somewhere in the darkest night / When you’re alone / Here I am”.

Maar dat lichte, warme gevoel duurt maar even. De plaat eindigt met een bijna onverstaanbare tekst. “Condemn me”, kun je misschien horen op 43.20, maar het kan ook “come bury me” zijn.

Alle beste albums van 2022:

Happy birthday, Lifeforms

Op deze dag in 1994 bracht Future Sound Of London het album Lifeforms uit. So happy birthday!

Hello London, early nineties. Ik had nog nooit zoveel mensen met mobieltjes aan hun oor gezien. Stiff-upperlip Britse zakenmannen. Stockbrokers, uit op snelle deals. Maar ook de ravers, overal zag je ravers bellen. En overal waren feesten. Het was hier nog steeds swinging London; sinds de second summer of love – de acid-zomer van ’88 – was dat niet veranderd. De platenzaken puilden uit van de house, techno en dance. En ergens in een rekje met cassettes zag ik een obscuur pakje met een foto in spacey negatief. Lifeforms heette het. Het was uitgebracht als cassettesingle en duurde bijna drie kwartier. Ik kocht het meteen. Dat Future Sound Of London hiermee de opmaat had naar hun meesterwerk – het album Lifeforms, kon ik nog niet vermoeden. Die verscheen pas een jaar later. In 1994.

Future Sound Of London werd gevormd door Brian Dougans en Garry Cobain. Wat ik toen niet wist: heel Nederland had jaren daarvoor al wild staan swingen op een werkje van de helft van het duo. Onder de naam Humanoid maakte Brian Dougans in 1988 een van de meest heftige acidhouseplaten (of in ieder geval de plaat met de heftigste acid-clip): Stakker Humanoid. Kort daarna ging hij samenwerken met Cobain en in 1990 of 1991 doopten ze zichzelf tot Future Sound Of London, kortweg FSOL. Ze scoorden in Engeland een grote hit met de dancetrack Papua New Guinea. En daarmee boksten ze een ‘vrijkaartje’ voor elkaar bij het grote label Virgin. FSOL hoefde niet vijf of zes keer een ‘Papua’ te maken, maar Dougans en Cobain mochten op hun debuutalbum doen wat ze wilden.

Dat lieten ze zich geen twee keer zeggen. Papua New Guinea was hun Paard van Troje. Eenmaal binnen in het hart van ‘de industrie’, bleek FSOL in alle opzichten dwars. Het begon al met de eerder genoemde Lifeforms-single: eigenlijk één lange experimentele track – overigens een samenwerking met Liz Fraser, zangeres van de gothic-band Cocteau Twins. Niet echt hitparademateriaal. En ook totaal niet bedoeld voor de dansvloer. Wilde FSOL dan aansluiten bij de blije chillout-cultuur die begin jaren negentig zo hip was, met lievige elektronische klanktapijtjes, dolfijngeluiden, dansende pillen en psychedelische lasers? Escapistische kitsch voor als de xtc uitgewerkt raakte? Nee, net als die andere twee grootheden uit die dagen (The Orb, The KLF) wilde FSOL veel meer dan dat. Jaren later zou Garry Cobain het zo uitdrukken: “This was no escapist chillout musicmade by academics; we were vibrant dynamic upstarts wanting a sonic revolution!”

Hoe dat dan klonk? Cobain: “The music we liked was a mix of romance and harshness, so what we evolved in the studio was a kind of euphoric sadness. We combined found, organic sounds with sample modification, triggering, pitching and splicing. Together, it amounted to something disorientating, but stragely familiar and emotional.“ Behendig wist FSOL elk cliché te vermijden. Vanwege de etno-trekjes in hun dansplaten kregen Dougans en Cobain bijvoorbeeld de kans om de studio in te gaan met de Pakistaanse grootheid Nusrat Fateh Ali Khan. Ze weigerden. “It seemed to obvious.” Liever werkten ze door aan Lifeforms.
Dat het album een ‘sonische revolutie’ is geworden, is niets teveel gezegd. In een anderhalf uur durende filmische belevenis klinken letterlijk allerlei levensvormen op door, maar ook bellen, onderwatergeluiden, de Canon in D van Johan Pachelbel (op een of andere manier klinkt die hier niet cliché, eerder Blade Runner-achtig ontroerend), pulserende synths, metrostations, marktgeluiden, clicks ‘n cuts. De plaat lijkt wel te ademen. Het ene moment is ‘ie bloedstollend spannend, nerveus, het andere moment is ‘ie etherisch of verstild. Alle emoties komen langs, maar ook alle landschappen – van regenwoud tot steppe, van verlaten strand tot drukke stad. De plaat wordt bij elkaar gehouden door een Lifeforms-melodietje dat van tijd tot tijd terugkomt en eindigt met een gong, een fluit en de woestijnwind. Als een soort van ‘zand erover’ om de vluchtigheid van het leven te benadrukken? …

Dit kunstje heeft het dwarse FSOL geen tweede keer meer weten te flikken. Na Lifeforms zijn Dougans en Cobain gaan experimenteren met liveshows via ISDN-verbinding (heeeel innovatief in die tijd) en verscheen nog het beslist niet onaardige album Dead Cities – met de geweldige hit We Have Explosives. Maar toch, de revolutie bleek na 1994 een beetje uitgeraasd. En Londen steeds minder swingend. Zo gaat het met levensvormen, ze bloeien op en ze sterven uit.


Het album Lifeforms:


De single Lifeforms:

Meer jarige platen?