(Vorige maand overleed mijn grote held David Bowie. In 2003 schreef ik dit stuk voor het legendarisch obscure internetmagazine NU WIJ WEER!. Opeens moest ik hier weer aan denken. Dankjewel, David Bowie, voor al het moois dat je bracht.)
Op een cd van David Bowie uit 2002 staat het nummer Slip Away. Het is een van de hoogtepunten uit ’s mans werk. Slip Away is slepend, en wordt dramatisch gebracht. Maar waar gaat het nummer in godsnaam over? Deze week stond ik in Ahoy en kreeg het antwoord van meneer Bowie himself. Op de setlist van het concert in Rotterdam stond ook Slip Away. Het werd aangekondigd als een ode aan ‘helden die we allang zijn vergeten’. En tijdens het nummer zagen we op het videoscherm Bones en Oogie voorbijkomen, afgewisseld met melancholische beelden van Coney Island.
Bones en Oogie zijn karakters uit The Uncle Floyd-show, een corny kinderserie uit de jaren zeventig die nu hopeloos verouderd aandoet. De Bones en Oogie’s van Nederland zijn bijvoorbeeld Bassie (van Adriaan), Jaap Stobbe van De Poppenkraam, Bolke de Beer of de Jan Klaassen en Katrijn uit De Film van Ome Willem. Poppen en clowns die – ondanks hun steevast sardonische grijns – dertigers in hun hart koesteren. Nostalgie als remedie tegen bange oorlogsdagen, juist zo aantrekkelijk omdat de figuren elk contact met het heden hebben verloren.
Don’t forget to keep your head warm
Twinkle twinkle Uncle Floyd
Watching all the world and war-torn
How I wonder where you are
In de tijden van Bones en Oogie leefde in het Nederlandse stadje waar ik opgroeide een dorpsgek: Dolf. Behalve dorpsgek had je ‘m ook filosoof kunnen noemen, want analoog aan Diogenes leefde hij in een betonnen buis. Dolf was bang voor “all the world and war-torn” en zocht zijn heil bij zijn vriendjes, de poppen. Hij ging over straat met drie á vier poppen in zijn hand – allen met steevast een sardonische grijns. Of hij reed ze rond in een wagentje. Dolf scandeerde door de straten: “Dag en nacht… poppenmacht!”
Dertig jaar later krijgt hij alsnog gelijk. Nu doen wij precies hetzelfde, met onze hang naar knuffels, Bert en Ernie-poppen en Jip en Janneke-figuurtjes. We zijn bang voor de boze buitenwereld en vluchten in ons veilige kinderwereldje.
Alles wat mooi en onschuldig is zien we verglijden, voorbijgaan. Vervallen als Coney Island, vervreemd als Bones en Oogie. We klampen ons vast aan de laatste strohalmen van onze jeugd.
Zo ook in Ahoy, deze week. Hier werd jeugd herbeleefd, middels bijvoorbeeld Let’s Dance en China Girl. De man is zelf al 56 jaar, de fans 35-plus en ouder, maar toch schreeuwden ze als teenagers wanneer David Bowie tijdens het optreden eventjes hun kant opkeek. Of het nu kwam door incontinentie of door geilheid, er waren heel wat natte kruisjes die avond.
En Bowie? De handige performer gebruikte de nostalgische hits als garnituur om zijn nieuwe werk te presenteren. Hij knielde neer tussen de grijpgrage dameshanden en zong over het verglijden van de tijd, terwijl we Oogie over het videoscherm zagen stuiteren in een perverse karaoke.
Sailing over Coney Island
Twinkle twinkle Uncle Floyd
We were dumb but you were fun, boy
How I wonder where you are
Ik had even geen oog voor David Bowie. Ik dacht terug aan Dolf. “Dag en nacht… poppenmacht!” Aan Bolke de Beer en Jan Klaassen en Katrijn. Ik zag mezelf weer als 13-jarig jongetje, in net zo’n treurig reuzenrad als op Coney Island. Ik herinnerde m’n speelgoedinstrumentjes: een plastic mondharmonica en een trommel met een slap vel. De tranen stonden in m’n ogen.
In het outtro van Slip Away bespeelde Bowie de stylophone, een elektronisch speelgoedinstrumentje uit de jaren zestig/zeventig waar magische klanken uit komen. Pas toen de laatste geluiden verstierven werden m’n dromen verstoord. De band zette keihard I’m Afraid Of Americans in, de wrede werkelijkheid van 2003.
Ach Dolf…
Watching all the world and war-torn
How I wonder where you are