Giulio Aldinucci – Disappearing In A Mirror

De plaat van deze Italiaan duurt 46 minuten, is de tweede op het Duitse label Karlrecords en vormt een soort tweeluik met z’n voorganger, Borders And Ruins, die vorig jaar uitkwam. Maar dat is allemaal niet zo boeiend. Belangrijker is dat de plaat uiteenvalt in zeven stukken van vijf tot acht minuten waarin telkens iets fascinerends gebeurt.

Iedere keer worden er fragiele gevechtjes gevoerd tussen lang uitgesponnen klanken. Tussen op het eerste gehoor lelijke white noise (‘brutal’ zou misschien nog wel de beste typering zijn) en onwezenlijke vrouwenstemmen – op de track Jammed Symbols. Maar eigenlijk lijkt die noise heel zacht te zijn, wattig als de sneeuw op de hoes van de plaat (of zijn het wolken?). En die stemmen blijken zo koud en afstandelijk als de sterren in een heldere winternacht. Het mooist is het nog als die losse elementen zich langzaam – Giulio Aldinucci heeft ondanks de relatief korte nummers nooit haast – gaan mengen.

Fragiel is ook het gevecht tussen het zachte ritme van de Notturno Toscano (Toscaanse nacht), de stille kriebeltjes van insecten en de synth-stootjes op de achtergrond. En zijn er ergens ook weer stemmen te horen? Het klinkt heel mysterieus, bijna eng soms.
De plaat begint met een spacey geluid dat het midden houdt tussen menselijke stemmen, een synthesizer en distortion. The Eternal Transition (de titel zegt het al een beetje) gaat crescendo, zakt weer in en bouwt weer crescendo op tot een andere klankkleur. Tot de white noise het weer een beetje plat gaat slaan, en dat is goed: zo dringt niks zich op de voorgrond.

Een van de sterkste werken op deze plaat is Aphasic Semoitics, waar ergens ver weg in het spectrum iets van een Gregoriaans koor iets zingt wat weleens wat weg zou kunnen hebben van eventueel een aanzet tot melodie. Klinkt lekker vaag, hè? Zo is het ook bedoeld. En weer komt die white noise er langzaam ingemixt, en gaat ‘ie er weer uit. Met een beetje fantasie zou je die elektronische ruis kunnen voorstellen als een van de stemmen in het koor, dat buitelend en badend in echo over de andere stemmen heen gaat.

Meestal heeft de plaat iets sacraals, maar soms wordt het sinister. In The Tree Of Cryptograhy, bijvoorbeeld, waar de tonen harder en dissonanter worden. Alsof de motorzaag gedempt gaat draaien en zich langzaam omvormt tot een allesverterend wormgat ergens in de rand van dit universum. #ubegrijptwelwatikbedoel, toch?, #neeikhebnietgeblowd. Maar het nummer eindigt dan weer in een soort bucolisch fluitgeluid – met lichte storing. Fragiele gevechtjes, waarin sferen strijden om de voorgrond.

The Burning Alphabet, met haar meerstemmige koorzang die langzaam vastloopt, klinkt als een projector die oververhit raakt – waardoor je als toeschouwer op het grote scherm de filmrol bubbelend ziet branden, maar dan in slow motion. Net als alles op de plaat klinkt het alsof de gebeurtenissen zich ergens anders afspelen. Gedempt. Op een afstand. Geheim. Achter een gesloten deur. De uitsmijter vat het goed samen. Die heet niet voor niets Mute Serenade en is opgetrokken uit een soort van pulserende elektronische klank die steeds meer muteert in een vrouwenstem. Niet een roepende in een woestijn, maar een roepende in de verlaten straten van een De Chirico-achtige stad.

Ik denk dat je wel snapt wat ik bedoel.

Alle beste albums van 2018: 

Laat een reactie achter